Kennisbank Sinusbeheer, hoe werkt het in de praktijk

De manier waarop grasland/​hooiland wordt beheerd, is belangrijk voor plant en dier. Het is goed om te streven naar een extensief beheer waarbij zoveel mogelijk kruiden in het grasland tot bloei komen.

Wij onderscheiden hierin twee beheertypes: maaien en afvoeren en sinusbeheer.

Heb je een hoogproductief soortenarme grasbegroeiing, dan is verschralen wenselijk. Dat bereikt je door vaker te maaien (met afvoeren van maaisel) en door de eerste maaibeurt vroeg in het seizoen uit te voeren. Het is aan te raden om dan te beginnen met maaien en afvoeren, omdat eerst de productie en het aandeel gras lager moet worden.

Heb je een lager productief, soortenrijk gras- of kruidenbegroeiing, dan is maaien en afvoeren nog steeds goed. Om nog meer variatie te krijgen zou je sinusbeheer kunnen overwegen.

Maaien en afvoeren

Na het maaien van het grasland wordt het maaisel eerst gedroogd, gehooid en daarna verwijderd. Door 1 tot 2 keer per jaar te maaien en steeds af te voeren krijg je een soortenrijkere vegetatie. Door het maaisel te laten drogen voordat het afgevoerd wordt, kunnen zaden nog narijpen en op de bodem vallen. Door gefaseerd te maaien en 10 tot 25% van de vegetatie te laten staan houd je rekening met blijvende schuilgelegenheid voor de aanwezige fauna.

Sinusbeheer

Sinusbeheer is een methode voor bij- en vlindervriendelijk maaibeheer, die bijdraagt aan herstel en behoud van biodiversiteit. In onderstaand filmpje neemt een deskundige ecoloog ons mee het veld in en legt duidelijk de verschillende stappen van sinusbeheer uit.

Grasklokjes en rietorchis

De eerste stap is het maaien van het sinuspad. De golvende randen zijn karakteristiek voor het sinusbeheer. Een paar weken later is het tijd voor stap twee: de vegetatie aan de binnenzijde van het sinuspad is aan de beurt om gemaaid te worden. De laatste stap is het maaien aan de buitenkant van het sinuspad in september. Maar let op: niet alles wordt gemaaid. Een deel van de vegetatie blijft een jaar overstaan, dat zijn de kraamkamers voor vlinders. Na vier jaar sinusbeheer zien we dat de biodiversiteit op dit perceel op Landgoed Rosendael toeneemt. We zien bloeiende grasklokjes en rietorchissen en ook de hazelworm is gesignaleerd. 

Wat doe je wanneer

Voor de ontwikkeling van vegetatie is het tijdstip van maaien van belang. Maaiadvies is afhankelijk van de voedselrijkdom van de bodem en de reeds aanwezige beplanting. We onderscheiden twee situaties. Ga je omvormen naar kruidenrijk grasland of heb je dit al en wil je het kruidenrijk grasland in stand houden? In beide situaties ga je op een ander moment maaien. 

Omvormen naar kruidenrijk grasland: 

Heb je een hoogproductieve soortenarme grasbegroeiing, dan is het nodig om de eerste maaibeurt vroeg in het seizoen uit te voeren. Check wel of er grondvogels broeden die u zou kunnen verstoren. 

  • Stap 1: Eind april/​begin mei: maaien van het sinuspad. 
  • Stap 2: Mei/​begin juni, maaien van de binnenzijde van het sinuspad. 
  • Stap 3: Evt. tussendoor nogmaals maaien van de binnenzijde, afhankelijk van de productiviteit van de vegetatie. 
  • Laatste stap: Eind september: maaien van de buitenzijde van het sinuspad.

In stand houden kruidenrijk grasland: 

Is de bodem niet extreem voedselrijk en is de begroeiing reeds soortenrijk, dan kunt u de eerste maaibeurt uitstellen tot na 15 juni (na het broedseizoen). Daarmee houdt u de aanwezige soortenrijkdom in stand. 

Stap 1: Eind mei / begin juni: maaien van het sinuspad. 

Stap 2: Na 15 juni, maaien van de binnenzijde van het sinuspad. 

Stap 3: Eventueel tussendoor nogmaals maaien van de binnenzijde, afhankelijk van de productiviteit van de vegetatie. 

Stap 4: Eind september: maaien van de buitenzijde van het sinuspad.