Kennisbank Natuurlijk Graslandbeheer

Bij natuurlijk grasland beheer opereer je normaal gesproken vanuit een van de volgende principes:

Botanisch beheer

Botanisch beheer komt neer op het maaien en afvoeren van maaisel met als doel de ontwikkeling van kruiden en bloemen te stimuleren. Het nadeel van deze manier van graslandbeheer is dat alles gemaaid word en er daardoor tijdelijk geen nectar en leefplek meer aanwezig is voor insecten. Hierdoor vertrekken populaties uit je grasland.

Maaibeheer gericht op fauna (klassiek faunabeheer)

Bij deze vorm van graslandbeheer wordt het weiland verdeeld in vlakken, deze worden een paar keer per jaar gefaseerd gemaaid waarbij steeds één vlak niet gemaaid wordt. Op deze manier krijgen insectenpopulaties de kans om naar het vlak met de meeste kruiden en bloemen te verhuizen.

Sinusbeheer

Een praktische vorm van Natuurlijk Graslandbeheer is Sinusbeheer. We hebben alle informatie over sinusbeheer op deze pagina verzameld.

Bekijk hier alle info over Sinusbeheer

Maar er zijn ook manieren om zowel botanisch te maaien als fauna in gedachten te houden. Hieronder vind je een aantal belangrijke tips:

Maaimethodes

  • Maai niet te laag, op deze manier wordt het bladrozet niet mee gemaaid zo kunnen de kruiden opnieuw uitlopen, tot ongeveer 6 tot 10 centimeter boven de grond.
  • Klepel en mulch en het gras niet. Bij het verhakselen van het maaisel worden vaak veel insecten meegenomen. Bij het knippen of snijden van gras gaan er aanzienlijk minder insecten verloren. Gebruik hiervoor een cyclomaaier, vingerbalkmaaier, bosmaaier of een zeis. 
  • Gebruik wanneer mogelijk geen maaizuiger. Een maai/​zuig installatie zuigt namelijk naast het gras ook zaden en insecten op. Om er voor te zorgen dat zaden en insecten op het grasland blijven kan je beter geen maaizuiger gebruiken. 
  • Voer het gras altijd af. Afhankelijk van het formaat van het terrein kan dit met een gras of hooi hark of juist een speciale machine.
  • Laat de grassen niet langer dan 3 dagen liggen. Door gemaaid gras langer te laten liggen komen er voedingsstoffen vrij die je juist wil afvoeren. Ook krijgen bladrozetten op deze manier niet genoeg licht om te groeien. 
  • Laat iemand voor de maaier uitlopen. Door met een voorloper te werken voorkom je dat er dieren in je maaier terecht komen (denk daarbij aan ringslangen, jonge knaagdieren of broedende vogels).
  • Maai van binnen naar buiten. Zo kunnen dieren, zoals hazen, makkelijker aan de maaier ontsnappen.

Maaifrequentie

  • Is je grasland al schraal en bloemrijk? Dan voldoet 1 keer maaien per jaar, bij voorkeur in september.
  • Is je grasland matig schraal tot matig voedselrijk? Maai dan 2 keer per jaar: eind juli en eind september of begin oktober.
  • Heb je een voedsel- en bloemrijk grasland? Maai dan 2 keer per jaar: Mei-begin juni en augustus of september.
  • Is je grasland nog zeer voedsel- en kruidenrijk? Maai dan 3 keer per jaar: mei – begin juni, augustus of september en oktober of begin november.


Bekijk onderstaande webinar om alles over natuurlijk grasland te leren

Maaisel over?

Heb je al je kennis van natuurlijk graslandbeheer toegepast? Dan heb je waarschijnlijk wel wat maaisel over!

Maak een hooiruiter